Dutch

edit

Etymology

edit

From aan +‎ schaffen.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈaːnˌsxɑfə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧schaf‧fen

Verb

edit

aanschaffen

  1. (transitive) to purchase, to buy
    Synonyms: aankopen, kopen

Conjugation

edit
Conjugation of aanschaffen (weak, separable)
infinitive aanschaffen
past singular schafte aan
past participle aangeschaft
infinitive aanschaffen
gerund aanschaffen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular schaf aan schafte aan aanschaf aanschafte
2nd person sing. (jij) schaft aan, schaf aan2 schafte aan aanschaft aanschafte
2nd person sing. (u) schaft aan schafte aan aanschaft aanschafte
2nd person sing. (gij) schaft aan schafte aan aanschaft aanschafte
3rd person singular schaft aan schafte aan aanschaft aanschafte
plural schaffen aan schaften aan aanschaffen aanschaften
subjunctive sing.1 schaffe aan schafte aan aanschaffe aanschafte
subjunctive plur.1 schaffen aan schaften aan aanschaffen aanschaften
imperative sing. schaf aan
imperative plur.1 schaft aan
participles aanschaffend aangeschaft
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: aanskaf

Anagrams

edit
pFad - Phonifier reborn

Pfad - The Proxy pFad of © 2024 Garber Painting. All rights reserved.

Note: This service is not intended for secure transactions such as banking, social media, email, or purchasing. Use at your own risk. We assume no liability whatsoever for broken pages.


Alternative Proxies:

Alternative Proxy

pFad Proxy

pFad v3 Proxy

pFad v4 Proxy